In een verouderd hotel, aan de uiterste rand van een verlaten kustdorp, neemt Eleanor Rigby, op het eerste gezicht een doodnormale zwarte kat, ons mee naar het achtste verdiep. Vastbesloten er ongestoord zijn vacht te likken, nestelt hij zich in een raamkozijn. Maar wanneer hij weer ontwaakt, is de ruimte plots gevuld. Met hotelgasten, in volle paniek.
Een storm woedt. Vertrekken is voorlopig onmogelijk. Het water woelt zodanig dat het zich steeds meer meester maakt van de onderliggende verdiepingen. Terwijl Eleanor hen af en toe onthutst voor de voeten loopt, is één gast vastbesloten te vertrekken: Joy. Ze trekt aan de mouw van de schijnbaar permanent verwarde conciërge Justine. Op zoek naar een weg. Terug. Naar huis. Elders. Thuis. Maar waar zou dat nog zijn, aan de vooravond van een natuurramp?