Dit toneelstuk van Oscar van Woensel, geschreven i.s.m. Kuno Bakker en Manja Topper gaat over liefde en de vele waarheden en leugens die daarmee gepaard gaan. Uitgangspunt is het 'leven van Medea' zoals dat af te leiden is uit de verschillende verhaalversies die rond haar figuur bestaan van Euripides tot Pasolini, van Seneca tot Müller. In de voorstelling staat het koor centraal. Het koor als constante aanwezige bij de dramatische handeling zonder dat het kan ingrijpen in de tragedie. Is dit onvermogen, een tragisch lot of onwil?