In een weinig verlichtte kamer zien we een vijf speelkaarten en pokerchips op tafel liggen. Een RUIGE ZEEMAN (werkersmuts, T-shirt met opgerolde mouwen, groot en breed) drinkt van zijn halve liter blik en boert. Rechts van hem zit een UNDERCOVER AGENTE (kleedje met diepe decolleté, zonnebril, blond haar, aantrekkelijk) ze kijkt naar de ZAKENMAN (kostuum, losse das, net) voor haar, die van een glas whiskey drinkt. Ze neemt de twee kaarten die voor haar liggen en bekijkt ze en grijnst terug naar de zakenman. Naast haar zit een JONGE MAN (slank, bleek, pet, trui met hoge kraag) zenuwachtig aan zijn sigaret te leuren en probeert zich op zijn kaarten te concentreren. De zakenman naast hem zet enkele pokerchips in en de zeeman volgt. De vrouw kijkt uitdagend naar de zakenman en zet een heleboel chips in. De jonge man wordt nog zenuwachtiger, maar beslist om al in te gaan. De zakenman gaat zonder zich te verpinken mee met de inzet. De zeeman drinkt zijn blik leeg en smijt het op de grond. Hij smijt zijn kaarten, gedekt, vloekend op tafel. De vrouw neemt haar kaarten in haar hand en legt ze met een brede grijns op tafel. De jonge gast weet dat hij verloren is, schuift zijn kaarten zuchtend aan de kant en legt zijn hoofd in zijn handen. De zakenman drinkt van zijn whiskey legt zijn kaarten ook aan de kant. De vrouw lacht zelfvoldaan. Ze sleept met haar ene hand alle chips in het midden van de tafel tot bij haar, terwijl haar andere hand onder tafel naar een pistool grijpt. Ze gooit de tafel om en richt het pistool op de zakenman. De jonge man en de ruige zeeman springen recht met de handen in de lucht. “Politie” roept de vrouw, “je bent erbij.” Uit twee hoeken van de kamer komen andere agenten die hun pistolen op de andere twee gericht houden.